Toegepaste wetgeving
Omdat er onvoldoende reglementering is om deze risico's af te dekken, baseert de hulpverleningszone zich voor het opstellen van het brandpreventieverslag op volgende referenties:
- De Nederlandse Richtlijn voor de veilige opslag van elektriciteit in energieopslagsystemen:
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen PGS 37-1 Lithiumhoudende energiedragers: energieopslagsystemen (EOS) - in gebruik bij de Nederlandse veiligheidsregio's en gebaseerd op Nederlandse Normen (NEN). - National Fire Protection Association:
NFPA 855 Standard for the Installation of Stationary Energy Storage Systems - Richtlijn brandveiligheid Energie opslag systemen – Opslagsystemen boven 20 kWh opgesteld in open lucht – ESS v 5.3 d.d. oktober 2022 van Kpt. Dr. Desmet Koen
Behalve bovenstaande referenties is er nog andere regelgeving waarin voorwaarden op het vlak van brandveiligheid worden opgelegd zoals:
- Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) en de Codex over het Welzijn op het Werk in het bijzonder Boek 3. Arbeidsplaatsen – Titel 3. Brandpreventie op de arbeidsplaatsen
- Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning – Vlarem II - Hoofdstuk 6.13. Niet-ingedeelde elektrische apparaten en niet-ingedeelde inrichtingen voor de opslag van elektriciteit
Algemeen
De houder van een milieuvergunning dient te voldoen aan de milieu reglementering, de algemene en sectorale milieuvoorwaarden en de voorwaarden van het milieuvergunningsbesluit.
Hij dient eveneens de maatregelen te nemen en de middelen te voorzien op basis van de risicoanalyse brand die hij dient uit te voeren op basis van de Codex over het Welzijn op het Werk in het bijzonder Boek 3. Arbeidsplaatsen – Titel 3. Brandpreventie op de arbeidsplaatsen. Art. III.3-4 vermeldt dat de werkgever, op basis van de risicoanalyse brand (art. III.3-3), de noodzakelijke materiële en organisatorische preventiemaatregelen neemt om vlug en efficiënt elk begin van brand te bestrijden om uitbreiding ervan te vermijden.
Bluswateropvang
De Vlaamse milieuwetgeving stelt de exploitant van elke inrichting via de algemene milieuvoorwaarden verantwoordelijk voor product- en bluswateropvang.
Onafhankelijk van de verplichtingen die aan de exploitant van de milieuvergunning opgelegd zijn via de vigerende milieu reglementering alsmede via het milieuvergunningsbesluit, en onverminderd de maatregelen om te voorkomen dat accidenteel verspreide stoffen of verontreinigd bluswater rechtstreeks naar het grondwater, een openbare riolering, waterloop of om het even welke verzamelplaats van oppervlaktewateren worden afgevoerd, die door de exploitant te treffen zijn in uitvoering van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden, dient de houder van de milieuvergunning reeds de noodzaak van bluswateropvang te evalueren en zo nodig te voorzien.
Bluswateropvang moet niet voorzien worden als:
- een brand met grote waarschijnlijkheid uitgesloten kan worden;
- er bij brand niet met water maar enkel met een blusmiddel zonder water (blusgas) geblust zal worden;
- uit een risicoanalyse blijkt dat het risico op verontreiniging zeer beperkt is.
Voorafgaande studie
De aanvrager / exploitant moet het Battery Energy Storage System uitwerken volgens een regel van goed vakmanschap specifiek bedoeld voor Battery Energy Storage System. Bij voorkeur wordt hiervoor PGS 37-1 gebruikt.
Wanneer de gekozen regel van goed vakmanschap niet punctueel gevolgd kan worden, kunnen alternatieven voorgesteld worden waarbij de beoogde doelstellingen gewaarborgd blijven.
De aanvrager neemt op eigen verantwoordelijkheid een beslissing welk alternatief weerhouden wordt.
De Brandweer adviseert, ter voorbereiding van een omgevingsvergunning, een voorbespreking aan te vragen waarop deze voorafgaande studie wordt toegelicht aan de brandweer.
Specifieke maatregelen
De specifieke brandvoorzorgsmaatregelen hebben als doel de operationele inzet van Brandweer Zone Rand te verzekeren en beogen o.a. een goede bereikbaarheid van de site en het beheersen van de calamiteit.
Batterijunits
- De installatie moet voorzien worden van een systeem voor vroegtijdige detectie.
- Batterijunits moeten zo gebouwd worden dat drukopbouw vermeden wordt en dat de interveniërende personen niet verwond kunnen worden. In de praktijk komt dit neer op de aanwezigheid van drukontlastingskleppen of luiken die gericht zijn naar een zone die niet betreden kan worden door personeel of brandweer
- Via een test dient aangetoond te worden dat een eventuele thermal runaway in een eenheid nooit kan uitbreiden naar naastliggende eenheden.
Toegang tot het terrein
- De terreininrichting dient zodanig te zijn dat het terrein via twee diametraal tegenover elkaar gelegen en onafhankelijke toegangswegen kan worden bereikt.
(Eén toegang kan na overweging aanvaardbaar zijn op basis van de beperkte grootte van de site) - Nabij iedere toegang tot het bedrijfsterrein dient, op een goed zichtbare plaats, een informatiebord geplaatst te worden waarop de naam van het bedrijf, de aard van de activiteit, de aanwezige gevaren, de gegevens van een verantwoordelijke vermeld staan dewelke 24/24 & 7/7 bereikbaar is en voldoende op de hoogte is van actuele stand van zaken in het bedrijf en eventueel andere wettelijk bepaalde gegevens.
- Elke toegang is genummerd.
Wegenis op de site
Indien de site groter is dan 40m op 100m worden volgende maatregelen voorzien:
- De site wordt ingedeeld in blokvelden met maximale grootte van 40m op 100m
- Alle aangevraagde constructies dienen bereikbaar te zijn voor het rollend materieel van de brandweerdiensten.
Hiervoor dient rondom het blokveld voorzien in wegenis met volgende kenmerken:- voldoende vrije breedte (minimum 4 meter)
- een minimale draaistraal van 11 m aan de binnenkant en van 15 m aan de buitenkant
- een minimale vrije hoogte van 4 m
- een maximale helling van 6%
- draagvermogen derwijze dat voertuigen zonder verzinken met een maximale asbelasting van 13 ton er kunnen rijden en stilstaan, zelfs wanneer ze het terrein vervormen
Aanduidingen en interventiegegevens
Lokalen, gebouwen of containers dienen duidelijk identificeerbaar zijn met
- een benaming die aansluit bij hun functie – bv. buurtbatterij of elektriciteit opslag systeem, transformator, schakeleenheid
- een lokaal of container identificatienummer
- naam van de beheerder, uitbater of eigenaar
- noodnummer van de technische permanentie die 24/7 bereikbaar is
- pictogram gevaar elektriciteit, hoogspanning, andere gevaren zoals milieugevaar, bijtend elektrolyt ed.
- omschrijving van specifieke gevaren
- aanwezige blusmiddelen
- de noodstop of afschakeling is gemarkeerd
- de eventuele inlaat en aflaat voor koel/bluswater zijn gemarkeerd
- zones die niet mogen worden betreden door de brandweer of waar niet met manuele blusmiddelen zoals water mag worden gewerkt, zijn op duidelijke wijze aangeduid
- het type geïnstalleerde accu’s – hierbij wordt de chemische samenstelling bedoeld
- hun vermogen
- werkspanning en voedingsspanning
In de lokalen of containers zijn de verschillende onderdelen aangeduid naar hun functie en desgevallend spanning / ampèrage. Noodstoppen of schakelaars zijn voorzien van aanduidingen die hun functie duiden. Ook de aardingspunten zijn gemarkeerd.
Buiten het gebouw, lokaal, container of groepen containers is een weersbestendige brandweerinformatie kast voorzien die minimaal volgende informatie bevat. Deze kast is onafhankelijk opgesteld en niet ondergebracht in een gebouw.
- een inplantingsplan bovengronds met de inplanting van units/installaties en brandweervoorzieningen
- een ondergronds inplantingsplan met het traject van kabels, leidingen en rioleringen
- een benaming van de eenheden die aansluit bij hun functie – bv buurtbatterij of elektriciteit opslag systeem, transformator, schakeleenheid
- een lokaal of container identificatienummer
- het type geïnstalleerde accu’s
- hun vermogen
- werkspanning en voedingsspanning
- naam van de netbeheerder of eigenaar
- noodnummer van de technische permanentie die 24/7 bereikbaar is
- normale werktemperatuur en veilig temperatuur bereik, gevolgen bij te hoge of te lage temperatuur
- schematisch plan van de installatie met daarin enkel de hoofdonderdelen/kasten aangeduid en benoemd
- locaties van stroomdoorvoer
- locatie van de noodstoppen en afschakeleenheden
- locatie van de dichtstbijzijnde schakelpost van de netbeheerder die deze installatie aanstuurt en de contactgegevens van zijn permanent bemande dispatch hiertoe.
- afmetingen, opbouw en gewicht van de batterij eenheden (module/rack en hun vermogen, spanning en ampèrage)
- SDS data van de aanwezige gevaarlijke stoffen inclusief deze in de batterijen en evt. aanwezig koel of verwarmsysteem,
- Informatie omtrent gevaarlijke ontbindingsgassen bij gebruik of bij incident
- Scenario’s omtrent de bestrijding van de mogelijke incidenten zoals
- brandalarm,
- thermal runaway
- brand
- lekkage
- uitval van noodstroom
- kortsluiting
- overspanning
- te hoge temperatuur
- …
Hierin worden telkens de handelingen kort omschreven die door de hulpdiensten dienen te worden gesteld om het geheel veilig te stellen.
Blusmiddelen
Snelblustoestellen
De Codex over het Welzijn op het Werk in het bijzonder Boek 3. Arbeidsplaatsen – Titel 3. Brandpreventie op de arbeidsplaatsen is van kracht op deze aanvraag.
Art. III.3-4 vermeldt dat de werkgever, op basis van de risicoanalyse brand (art. III.3-3), de noodzakelijke materiële en organisatorische preventiemaatregelen neemt om vlug en efficiënt elk begin van brand te bestrijden om uitbreiding ervan te vermijden.
Op basis van deze risicoanalyse worden de juiste blusmiddelen voorzien.
Primaire bluswatervoorziening
Binnen de 80 m van de inrichting voldoende (ondergrondse) hydranten van het openbaar waternetwerk liggen die een voldoende debiet kunnen garanderen in functie van de grootte van de installatie.
Indien dit onvoldoende is zal er, op maximaal 30 m van elke toegang voor de brandweer een bovengrondse hydrant DN100 voorzien worden. Deze hydrant voldoet aan NBN EN 14384, is voorzien van 1 koppelstuk DSP 110 en 2 DSP 70, van afsluiters op de uitgeefkanten 70 mm en van blindkoppelstukken.
De voeding gebeurt rechtstreeks op het net van de openbare waterbedeling, door een leiding waarvan de minimale binnendiameter 150 mm bedraagt, hetzij in eigen beheer gevoed.
De aansluiting op het voedingsnet dient zodanig te zijn dat het maximum debiet onmiddellijk beschikbaar is bij gebruik van de hydranten.